t/m München

 

 

     Vrijwel elk artikel over Jan Ingenhoven beschrijft hem in de eerste alinea als 'de bakkerszoon uit Breda' en ik kan moeilijk anders doen.

   Johannes Theodorus Ingenhoven werd op 19 mei 1876 geboren in Breda en zijn vader was inderdaad bakker. Een bakker die graag musiceerde, evenals Jans oom. Hij heeft daar vast aan teruggedacht toen hij in 1911/1912 zijn blaaskwintet aan hen gezamenlijk opdroeg. Zijn muzikale begaafdheid bleek al snel. Als zevenjarige werd hij lid van het jongenskoor van de R.K. Kapel en als twaalfjarige klarinettist in het Stedelijk Muziekkorps. Op zijn zestiende werd hij aangesteld als directeur (dirigent) van de Harmonie- en Zangvereeniging 'Caecilia' in het nabijgelegen buurtschap Teteringsche Dijk, waarmee hij in 1910 de eerste prijs behaalde tijdens een concours in Dordrecht.

   Begin 1902 werd hij tweede directeur van het in 1865 opgerichte 'Breda's Mannenkoor' en een paar maanden later eerste directeur. De website van het koor vermeldt dat hij in de drie jaren dat hij bij het koor werkzaam was de basis legde voor een succesvolle periode.

   Op 3 juli 1904 behaalde het koor onder zijn leiding de eerste prijs op een internationale zangwedstrijd in Rotterdam. Op 1 juli 1905 verkreeg het van koningin Wilhelmina het predikaat 'Koninklijk'.

   In datzelfde jaar nam Jan Ingenhoven afscheid, omdat hij zich verder wilde ontwikkelen. Hem werd de persoonlijke titel van Eredirecteur toegekend.

    In deze periode dirigeerde hij overigens ook nog andere koren, waarvan, in het licht van zijn latere ontwikkeling ook als componist, zeker het in Breda opgerichte 'Gemengd a capella-koor' genoemd moet worden.

   Inmiddels was het wel duidelijk dat hij niet zijn vader zou opvolgen, zoals aanvankelijk de bedoeling was, maar voor een leven als musicus zou kiezen. In 1902 en 1903 studeerde hij compositie bij Ludwig Felix Brandts-Buys (1847-1917), een telg uit de bekende muziekdynastie, die van 1874 tot 1907 in Rotterdam werkzaam was als dirigent en leraar.

 

 

     Op 1 maart 1905 trad Jan Ingenhoven in Breda in het huwelijk met de goed twee jaar oudere, op 3 april 1874 in 's Hertogenbosch geboren, Hermina Johanna Frantzmann. Voor het vervolg is het nuttig te weten dat zij zeer vermogend was. 

 

 

   Tijdens een bezoek aan München raakte Ingenhoven onder de indruk van de uit Oostenrijk afkomstige dirigent Felix Mottl (1856-1911). Mottl geldt als één van de grootste dirigenten van zijn tijd, die in 1886 Tristan und Isolde heeft gedirigeerd in Bayreuth, maar ook een naam had als voorvechter van de muziek van Hector Berlioz en Emmanuel Chabrier (zijn orkestraties van Wagners Wesendonck-Lieder en Chabriers Bourrée fantasque worden ook nu nog uitgevoerd). Van 1907 tot 1911 was hij directeur van de Münchner Hofoper.

   Mede op advies van Bernard Zweers werd Ingenhoven een tijdlang Mottls leerling. Als zodanig legde hij zich in het bijzonder toe op instrumentatie en op de uitvoeringstradities van de muziek van Mozart en Wagner.

    

 

 

   Omdat Ingenhoven in München meer beroepsmogelijkheden zag dan in Nederland, besloot het echtpaar zich definitief in de zuid-Duitse metropool te vestigen.

 

     München¹ gold rond de eeuwwisseling als Wagner-stad, een faam die terugging tot de tijd van Ludwig II. Het in 1901 ingewijde Prinzregententheater was geënt op het Festspielhaus in Bayreuth. Toch stond het muziekleven op dat ogenblik in de schaduw van de vernieuwingen die er plaatsvonden binnen de beeldende kunsten. In 1896 was het tijdschrift Die Jugend opgericht, dat zijn naam zou lenen aan de Jugendstil. In 1909 ontstond de Neue Künstlervereinigung München en korte tijd later Der blaue Reiter (Wassily Kandinsky en Franz Marc), die tot de belangrijkste exponenten van het expressionisme zouden gaan behoren.

    In 1893 had Hofrat Franz Kaim een orkest opgericht: het naar hem vernoemde Kaim-Orchester. Jan Ingenhoven kreeg de gelegenheid om bij dit orkest een concert met Nederlandse muziek te dirigeren. In 1908 kwam het echter tot een breuk tussen Kaim en het orkest en werd het orkest opgeheven. In hetzelfde jaar werd het echter heropgericht als Konzertvereinsorchester. (In 1928 zou het de naam krijgen die het nu nog draagt: Münchener Philharmoniker.) Niettemin heerste er een soort crisissfeer die men probeerde te bestrijden met een groot aantal muzikale evenementen in 1910, parallel aan een tentoonstelling Meisterwerke muhammedanischer Kunst en een expositie van muziekinstrumenten. Het is duidelijk dat Lokalpatriotismus en concurrentie met Berlijn, waar een kunstcriticus van "Münchens Niedergang als Kunststadt" gerept had, daarin een belangrijke rol speelden. Van lente tot herfst vonden achtereenvolgens plaats: een Schumann-Gedenkfeier in mei, een Strauss-Woche in juni, in augustus de jaarlijkse Beethoven-Brahms-Bruckner cyclus: 12 concerten door het Konzertvereinsorchester onder leiding van Ferdinand Löwe, in september de wereldpremière van de Achtste Symfonie van Gustav Mahler en, een week later, een Französisches Musikfest, waarvoor onder anderen Camille Saint-Saëns, Alfred Cortot en Wanda Landowska waren uitgenodigd, niet echter Claude Debussy, die daarover zeer ontstemd was.

   In deze periode ontstonden er in München nog andere orkesten, waaronder het Philharmonisches Orchester, waarvan Ingenhoven de chef-dirigent was. Die orkesten was echter geen lang leven beschoren, zodat hij al snel weer op gastdirecties aangewezen was. Als dirigent heeft hij zich met name voor Franse muziek ingezet, bronnen vermelden dat hij van sommige werken van Debussy de eerste uitvoering in München gedirigeerd heeft. Ik weet op dit ogenblik niet of hij aan het Französisches Musikfest in 1910 heeft meegewerkt.

 

 

 

     Gold München overwegend als een conservatieve muziekstad - de vernieuwingen in Oostenrijk/Duitsland kwamen uit Wenen en Berlijn -, op één gebied heeft het een pioniersrol vervuld, dat van de oude muziek.

   Vanaf 1897 trad er de Bogenhauser Künstlerkapelle op, een blokfluitensemble. In 1905 werd de Deutsche Vereinigung für Alte Musik in het leven geroepen, die ernaar streefde muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw "stilgetreu" uit te voeren. In 1909 werd de Münchner Madrigal-Vereinigung opgericht, waarover Jan Ingenhoven de leiding had. Daarnaast ontstond ook nog de Münchner Bach-Vereinigung.

   Wanneer we de programma's van de Münchner Madrigal-Vereinigung bekijken, valt het op dat er vaak muziek van Renaissance tot nieuw (Debussy) in chronologische volgorde wordt uitgevoerd en dat dat ook expliciet als programmeringsprincipe wordt gepresenteerd. Ook tijdens optredens in het buitenland. Zo lezen we in de Innsbrucker Nachrichten van 31 oktober 1911: "Die Münchner Madrigal-Vereinigung wird im großen Stadtsaal in Innsbruck unter der Leitung des Dirigenten Jan Ingenhoven  17 Vokalgesänge in historischer Reihenfolge aus dem 16., 17., und 18. Jahrhundert bis zur Gegenwart vortragen".

 

 

 

     In 1913 verhuist het echtpaar naar Saint-Cloud bij Parijs. Jan Ingenhoven besluit om zich nog uitsluitend op componeren toe te leggen.

 

 

   De werken die hij tot nu toe componeerde, werden, enkele uitzonderingen daargelaten, uitgegeven door A.A. Noske in Middelburg (in de periode 1909-1910) en door de Münchense en Keulse vestigingen van de Wunderhornverlag (in de periode 1912-1914). Daartoe behoren alle drie de strijkkwartetten, nagenoeg alle koorwerken en alle werken met orkest.

 

 

 

Jan Ingenhoven, zoals in 1912 afgebeeld in Caecilia.

 

 

 

 

 

¹ Een niet onaanzienlijk deel van de hier volgende beknopte beschrijving van het muziekleven in München in de tijd dat Jan Ingenhoven er verbleef, is gebaseerd op: Laure Spaltenstein, Berlin 1830. Wien 1870, München 1910. Eine Begriffsgeschichte musikalischer Aufführung im 19. Jahrhundert (Mainz, 2017), pp. 165-227. Jan Ingenhoven wordt met name genoemd op de bladzijden 172 en 174.